Hoe verging het de bevolking in China?
Armoede bij stichting Volksrepubliek
De informatie die op deze website is gezet, houdt zich bezig met de situatie van de Chinese bevolking in China. Het is afkomstig van de BA scriptie die ik schreef voor de studie Talen en Culturen van China.
In 1949 behoorde China tot de armste landen van de wereld. De Chinese plattelandsbevolking vormde destijds een vijfde van de wereldbevolking. Honderden miljoenen Chinezen leefden in grote armoede. In de jaren dertig van de vorige eeuw werden veel veldonderzoeken gedaan op het gebied van de landbouweconomie die aantonen dat haar omstandigheden nog leken op die van de agrarische bevolking in de zestiende eeuw. De genocide en verwoestingen die ze leed onder de tweede Japans-Chinese oorlog (1937-1945) en de burgeroorlog tussen de communisten en de nationalisten (1945-1949), kwamen er nog eens bij.
Situatie landarbeiders en knechten
China was ten tijde van de veldonderzoeken in de jaren dertig een agrarisch land waar 90 procent van de bevolking leefde van het bewerken van het land volgens eeuwenoude methodes. Onder hen bevonden zich veel landloze arbeiders, mensen die om vier vijf uur samendromden bij rijke boeren om te kijken of er werk was. Zo trokken zij zonder woonplek rond, op zoek naar arbeid. Met een massa aan deze landarbeiders was het voor rijke boeren niet de moeite waard om vee te gebruiken omdat het loon voor een knecht even veel kostte als het voer voor een ezel, dat gestald moest worden terwijl de knecht weggestuurd kon worden als er geen werk meer was. Deze groep allerarmsten kon zich ook geen huwelijk veroorloven, en leefde een kort en ellendig leven. In 1949 was de gemiddelde levensverwachting in China 36 jaar.
Situatie kleine boeren
Anderen pachten een stukje grond, maar de pacht die aan landheren en rijke boeren betaald moest worden was zeer hoog. Het was normaal dat landheren 40 procent van het belangrijkste gewas afnamen als pacht, maar in bepaalde gebieden liep dit op tot zelfs 90 procent.(1) Ook waren er kleine boeren die het beter hadden. Zij hadden een lapje grond, een hutje en konden het zich veroorloven te trouwen. De kleine boeren waren echter zo arm dat ze vaak gedwongen waren hun kinderen te verkopen om ze niet te zien verhongeren. De verkochte kinderen zagen als een soort slaaf ook een allesbehalve mooi leven tegemoet.
De maatschappij was destijds behoorlijk hard, dat laat een onderzoek van Mao Zedong in het district in Xunwu in Jiangxi goed zien. Hij bestudeerde de kleine gemeenschap met ongeveer 2000 inwoners en bracht de economische verhoudingen van religieuze groepen en van alle beroepsgroepen in kaart, van tofuverkopers tot prostituees. Hij spoorde arme boeren op die hun kinderen moesten verkopen en achterhaalde dat zij 100 tot 200 yuan voor een jongen kregen. Wanneer iemand zijn kind verkocht had om een schuldeiser af te betalen, snelden er andere schuldeisers naar hem toe. Mao: “De geldschieter roept dan wreed tegen de lener: “je hebt je zoon verkocht. Waarom betaal je mij niet terug?””.(2)
Ondervoeding, analfabetisme, gebrek aan medische zorg
Het dieet van deze armen zegt veel over hun situatie. Zij aten afhankelijk van wat er in de regio groeide het hele jaar door hetzelfde, bijvoorbeeld zoete aardappels of gierst. Een boerenknecht uit een dorp in Hebei ten noordoosten van Tianjin vertelt over zijn dieet in het voorjaar: dunne pap voor het ontbijt, ’s middags droge gekookte gierst en ’s avonds dunne pap met één soort groente. De rest van het jaar was het ongeveer hetzelfde. De landarbeiders en kleine boeren moesten de zware arbeid volbrengen in een staat van ernstige ondervoeding. Vlees werd er nooit gegeten.
De situatie heeft ook ernstige geestelijke armoede tot gevolg, want hoe kan iemand zich ontwikkelen als hij elke minuut van de dag en alle dagen in het jaar als een beest moet werken. Waar haalt hij het geld, de tijd en energie vandaan? De meeste Chinezen genoten geen onderwijs omdat ze dat niet konden betalen, daarom konden ze niet lezen en schrijven. In 1949 was meer dan 80 procent van de Chinese bevolking analfabeet. Medische zorg konden de arme boeren en landarbeiders zich ook niet veroorloven.
Oorzaken armoede
Wat is er de oorzaak van dat de grote massa zich zo moest voortslepen door het leven? Slechts een vijfde tot een tiende van het Chinese grondgebied is geschikt voor de landbouw. De verdeling van de landbouwgrond was voor 1949 zeer ongelijk. Een aanzienlijk gedeelte van de bevolking bestond uit landlozen en bijna landlozen. In 1930 vormden landeigenaren en rijke boeren slechts 12 procent van de landbezittende bevolking maar zij bezaten de helft van het gecultiveerde land, terwijl 60 procent van de landbezittende bevolking slechts 24 procent bezat.
Landeigenaren en rijke boeren hieven zeer hoge tarieven voor de grond die ze verpachten. Zoveel van de gewassen moesten afgestaan worden als pacht, dat bijna landlozen en kleine boertjes er zelf nauwelijks van konden leven. Zij konden daarom ook moeilijk uit de armoede komen, waren eerder gedwongen om geld te lenen waarvoor zij weer hoge rente moesten betalen. Bovendien waren ze overgeleverd aan willekeurige belastingheffingen door overheidsfunctionarissen en bandieten.
Historicus Tawney beschrijft de situatie van de boeren zeer indringend: “Het is de realiteit dat over een uitgesterkt gebied als China, de boerenbevolking afschuwelijk lijdt onder de onzekerheid van het bestaan en over hun eigendom. Ze moeten belasting betalen aan een bandiet die zichzelf generaal noemt, aan een tweede en aan nog een derde persoon. En als ze aan die plichten hebben voldaan, zijn ze de regering nog belasting verschuldigd. In sommige plaatsen moeten ze voor meer dan twintig jaar vooruit betalen.”(3) (4)
In heel China leefden grote aantallen boeren in zulke extreme armoede dat de wereldbank in haar landenstudie onderschrijft dat hun overleven sterk afhing van het weer. De kleinste veranderingen in de weersgesteldheid (overstrominkjes, kleine droogte) konden de voedselbalans dusdanig verstoren dat grote aantallen boeren in hongersnood vervielen. Volgens Tawney waren er gebieden waar het leven van boeren erg kwetsbaar was, vergelijkbaar met “een man die tot aan zijn nek in het water staat, zodat zelfs een rimpel daarin voldoende is om hem te doen verdrinken”. “Het verlies aan levens veroorzaakt door rampen (bijvoorbeeld natuurrampen) is minder beduidend dan het licht dat ze werpt op omstandigheden die er zelfs in gewone tijden in aanzienlijke gebieden heersen”.(5)
Hongersnoden
Er werden vaak hongersnoden gerapporteerd in de Chinese geschiedenis, maar in de late negentiende eeuw en de vroege twintigste eeuw kwamen ze vaker voor en waren ook heviger. Het aantal levens die ze eisen liepen op tot vele miljoenen tot tien, twintig miljoen mensenlevens.
Kortom het overgrote gedeelte van de hele Chinese bevolking leed enorm onder de heersende armoede. Ze had geen uitzicht op een beter leven dan de hierboven geschetste.
Hoe verging het ze in de Volksrepubliek?
1 Donnithorne, Audrey. 1967. China's economic system. London: George Allen and Unwin Ltd, p. 32.
2 Roger Thompson, vert. en red., Mao Zedong: Report from Xunwu (Stanford: Stanford University Press, 1990).
3 World Bank. 1983. China: Socialist Economic Development, Vol. I. Washington: The International Bank for Reconstruction and Development/ The World Bank, alinea 1.31.
4 Donnithorne, Audrey. 1967. China's economic system. London: George Allen and Unwin Ltd, p. 36.
5 World Bank. 1983. China: Socialist Economic Development, Vol. I. Washington: The International Bank for Reconstruction and Development/ The World Bank, alinea 1.31.
|